drive
US /draɪv/
UK /draɪv/

1.
1.
2.
drang, campagne
a strong natural urge or desire
:
•
He has a strong drive to succeed.
Hij heeft een sterke drang om te slagen.
•
The company's new marketing drive aims to increase sales.
De nieuwe marketingcampagne van het bedrijf is gericht op het verhogen van de verkoop.