instinct
US /ˈɪn.stɪŋkt/
UK /ˈɪn.stɪŋkt/
1.
instinct, oerdrift
an innate, typically fixed pattern of behavior in animals in response to certain stimuli
:
•
Birds build nests by instinct.
Vogels bouwen nesten uit instinct.
•
The salmon's instinct to return to its birthplace is remarkable.
Het instinct van de zalm om terug te keren naar zijn geboorteplaats is opmerkelijk.
2.
intuïtie, gevoel
a natural or intuitive way of acting or thinking
:
•
She knew by instinct that something was wrong.
Ze wist door instinct dat er iets mis was.
•
My first instinct was to run away.
Mijn eerste instinct was om weg te rennen.