dial

US /ˈdaɪ.əl/
UK /ˈdaɪ.əl/
"dial" picture
1.

wijzerplaat, draaiknop

a face of a clock or watch or a similar movable circular plate or disc indicating a measurement or setting

:
•
The clock's dial was made of polished brass.
De wijzerplaat van de klok was gemaakt van gepolijst messing.
•
He carefully turned the dial to the correct frequency.
Hij draaide voorzichtig aan de draaiknop naar de juiste frequentie.
:
facegaugemeterindicatordisplay
1.

kiezen, bellen

to operate a telephone or make a call to a particular number by pressing buttons or rotating a dial

:
•
Please dial 911 in case of emergency.
Bel alstublieft 911 in geval van nood.
•
She had to dial the number several times before getting through.
Ze moest het nummer meerdere keren draaien voordat ze erdoor kwam.
:
callphoneringcontact
2.

instellen, afstellen

to adjust a setting or level using a dial or knob

:
•
He dialed up the volume on the radio.
Hij draaide het volume van de radio omhoog.
•
Can you dial down the brightness on the screen?
Kun je de helderheid van het scherm lager zetten?
:
adjustsetregulatetune
:
dial indirect dialingspeed dialdial-up