gauge

US /ɡeɪdʒ/
UK /ɡeɪdʒ/
"gauge" picture
1.

meter, wijzer

an instrument or device for measuring the amount, level, or contents of something, typically a fluid or gas, or the size or dimensions of an object.

:
•
The fuel gauge in the car showed that the tank was almost empty.
De brandstofmeter in de auto gaf aan dat de tank bijna leeg was.
•
He used a pressure gauge to check the tire inflation.
Hij gebruikte een drukmeter om de bandenspanning te controleren.
:
meterindicatordialdisplayregister
2.

dikte, kaliber, maat

the thickness, size, or capacity of something, especially as a standard measure.

:
•
The wire was of a very fine gauge.
De draad was van een zeer fijne dikte.
•
The shotgun takes 12-gauge shells.
Het jachtgeweer gebruikt 12-gauge patronen.
:
caliberborediameterthicknesswidth
1.

meten, peilen, inschatten

estimate or determine the amount, level, or contents of (something).

:
•
It's difficult to gauge the public's reaction to the new policy.
Het is moeilijk om de reactie van het publiek op het nieuwe beleid te peilen.
•
The company needs to gauge its progress against its goals.
Het bedrijf moet zijn vooruitgang afmeten aan zijn doelen.
:
measureassessevaluateestimatedetermine
:
narrow gauge