Betekenis van het woord call in het Nederlands

Wat betekent call in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

call

US /kɑːl/
UK /kɑːl/
"call" picture

Werkwoord

1.

roepen, schreeuwen

to shout or say something loudly to attract attention or make contact

Voorbeeld:
She had to call his name twice before he heard her.
Ze moest zijn naam twee keer roepen voordat hij haar hoorde.
The teacher called out the names of the students.
De leraar riep de namen van de studenten op.
2.

bellen, telefoneren

to communicate with someone by telephone

Voorbeeld:
I'll call you later to discuss the details.
Ik bel je later om de details te bespreken.
Did you call your parents yet?
Heb je je ouders al gebeld?
3.

noemen, benoemen

to name or describe someone or something as a particular thing

Voorbeeld:
They decided to call their new baby Sarah.
Ze besloten hun nieuwe baby Sarah te noemen.
I wouldn't call that a success.
Ik zou dat geen succes noemen.

Zelfstandig Naamwoord

1.

bezoek, oproep

a brief visit or stop

Voorbeeld:
I'll pay a call on my grandmother this afternoon.
Ik breng vanmiddag een bezoekje aan mijn grootmoeder.
We made a quick call at the office before heading home.
We hebben een snelle stop gemaakt op kantoor voordat we naar huis gingen.
2.

telefoontje, oproep

an act of telephoning someone

Voorbeeld:
I received a call from my sister this morning.
Ik kreeg vanmorgen een telefoontje van mijn zus.
Please give me a call when you arrive.
Geef me alsjeblieft een belletje als je aankomt.
Leer dit woord op Lingoland