tune

US /tuːn/
UK /tuːn/
"tune" picture
1.

melodie, deun

a melody, especially one that characterizes a particular piece of music

:
That's a catchy tune!
Dat is een pakkende melodie!
He hummed a familiar tune.
Hij neuriede een bekende melodie.
2.

stemming, afstemming

the state of being in the correct pitch or at the correct setting

:
The piano is out of tune.
De piano is ontstemd.
Make sure your guitar is in tune before you play.
Zorg ervoor dat je gitaar gestemd is voordat je speelt.
1.

stemmen, afstemmen

adjust (a musical instrument) to the correct pitch

:
Can you help me tune my guitar?
Kun je me helpen mijn gitaar te stemmen?
The orchestra began to tune their instruments.
Het orkest begon hun instrumenten te stemmen.
2.

afstemmen, instellen

adjust a radio or television to receive a particular station or channel

:
Can you tune the radio to my favorite station?
Kun je de radio afstemmen op mijn favoriete zender?
He spent hours trying to tune in the distant signal.
Hij bracht uren door met proberen het verre signaal te ontvangen.