clear

US /klɪr/
UK /klɪr/
"clear" picture
1.

duidelijk, helder

easy to perceive, understand, or interpret

:
•
The instructions were very clear.
De instructies waren erg duidelijk.
•
He spoke in a clear voice.
Hij sprak met een duidelijke stem.
:
obviousapparentdistinctexplicitunderstandable
:
unclearvagueambiguous
2.

helder, doorzichtig

transparent; allowing light to pass through so that objects behind can be distinctly seen

:
•
The water in the lake was crystal clear.
Het water in het meer was kristalhelder.
•
She wore a dress with clear plastic straps.
Ze droeg een jurk met doorzichtige plastic bandjes.
:
transparentlimpidpellucidunclouded
:
opaquecloudymurky
3.

vrij, onbelemmerd

free from obstruction or entanglement

:
•
The road was clear after the accident.
De weg was vrij na het ongeluk.
•
Make sure the path is clear before you proceed.
Zorg ervoor dat het pad vrij is voordat je verdergaat.
:
unobstructedunimpededopenfree
:
blockedobstructedclogged
1.

ruimen, vrijmaken

remove an obstruction or unwanted item from (something)

:
•
Please clear the table after dinner.
Gelieve de tafel te ruimen na het avondeten.
•
The path was cleared of debris.
Het pad werd vrijgemaakt van puin.
:
removeemptytidycleansepurge
:
blockobstructclog
2.

klaren, opklaren

become free from cloudiness or darkness

:
•
The sky began to clear after the storm.
De lucht begon te klaren na de storm.
•
His mind began to clear as he woke up.
Zijn geest begon te klaren toen hij wakker werd.
:
brightenlightenclarifyresolve
:
clouddarkenobscure
1.

helemaal, volledig

all the way; completely

:
•
He jumped clear over the fence.
Hij sprong helemaal over het hek.
•
The ball went clear out of the park.
De bal ging helemaal uit het park.
:
completelyfullyentirelywholly
:
partiallyincompletely
:
clearingin the clearclear the tableclear upclear awayclear offclear out