empty

US /ˈemp.ti/
UK /ˈemp.ti/
"empty" picture
1.

leeg

containing nothing; not filled or occupied

:
The box was completely empty.
De doos was helemaal leeg.
The streets were empty at night.
De straten waren 's nachts leeg.
2.

leeg, zinloos

lacking meaning or purpose

:
His promises turned out to be empty words.
Zijn beloften bleken lege woorden te zijn.
She felt an empty feeling after the breakup.
Ze voelde een leeg gevoel na de breuk.
1.

legen, leegmaken

remove all the contents of (a container)

:
He emptied the trash can.
Hij leegde de prullenbak.
She emptied her pockets of loose change.
Ze leegde haar zakken van losgeld.