Betekenis van het woord visit in het Nederlands

Wat betekent visit in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

visit

US /ˈvɪz.ɪt/
UK /ˈvɪz.ɪt/
"visit" picture

Werkwoord

1.

bezoeken

go to see and spend time with (someone) socially

Voorbeeld:
I'm going to visit my grandparents next weekend.
Ik ga volgend weekend mijn grootouders bezoeken.
They often visit their friends in the city.
Ze bezoeken vaak hun vrienden in de stad.
2.

bezoeken

go to see (a place) as a tourist or for some other purpose

Voorbeeld:
We plan to visit Rome next summer.
We zijn van plan Rome volgende zomer te bezoeken.
The doctor will visit the patient at home.
De dokter zal de patiënt thuis bezoeken.

Zelfstandig Naamwoord

1.

bezoek

an act of going to see or stay with someone for a short time

Voorbeeld:
We paid a short visit to our relatives.
We brachten een kort bezoek aan onze familie.
She received a surprise visit from her old friend.
Ze kreeg een verrassingsbezoek van haar oude vriendin.
2.

huisbezoek, bezoek

an occasion when a doctor, social worker, or other professional goes to see someone in their home

Voorbeeld:
The nurse made a home visit to check on the elderly patient.
De verpleegster bracht een thuisbezoek om de oudere patiënt te controleren.
The social worker scheduled a visit to the family's home.
De maatschappelijk werker plande een bezoek aan het huis van de familie.
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: