Betekenis van het woord anchor in het Nederlands
Wat betekent anchor in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
anchor
US /ˈæŋ.kɚ/
UK /ˈæŋ.kɚ/

Zelfstandig Naamwoord
1.
2.
anker, steunpilaar
a person or thing that provides stability or confidence
Voorbeeld:
•
Her family was her anchor during difficult times.
Haar familie was haar anker in moeilijke tijden.
•
The veteran player served as the team's anchor.
De ervaren speler diende als het anker van het team.
3.
nieuwslezer, presentator
a person who presents a television or radio program, especially the main presenter of a news program
Voorbeeld:
•
The news anchor reported live from the scene.
De nieuwslezer deed live verslag vanaf de locatie.
•
She dreams of becoming a famous sports anchor.
Ze droomt ervan een beroemde sportpresentatrice te worden.
Synoniem:
Werkwoord
1.
ankeren, vastleggen
moor (a vessel) to the seabed by means of an anchor
Voorbeeld:
•
We decided to anchor the boat near the shore.
We besloten de boot dicht bij de kust te ankeren.
•
The captain ordered the crew to anchor the vessel immediately.
De kapitein beval de bemanning het schip onmiddellijk te ankeren.
2.
verankeren, baseren
provide (something) with a firm basis or foundation
Voorbeeld:
•
The new policy is anchored in strong economic principles.
Het nieuwe beleid is verankerd in sterke economische principes.
•
His beliefs are deeply anchored in his cultural heritage.
Zijn overtuigingen zijn diep verankerd in zijn culturele erfgoed.
3.
presenteren, modereren
act as a presenter for (a television or radio program)
Voorbeeld:
•
She will anchor the evening news tonight.
Zij zal vanavond het avondnieuws presenteren.
•
He has been anchoring the morning show for five years.
Hij presenteert al vijf jaar de ochtendshow.
Leer dit woord op Lingoland