broadcaster
US /ˈbrɑːdˌkæs.tɚ/
UK /ˈbrɑːdˌkæs.tɚ/
1.
omroeper, presentator
a person whose job is to present or talk on radio or television programs
:
•
The veteran broadcaster delivered the news with authority.
De ervaren omroeper bracht het nieuws met autoriteit.
•
She dreams of becoming a famous sports broadcaster.
Ze droomt ervan een beroemde sportomroeper te worden.
2.
omroep, zendstation
an organization that transmits radio or television programs
:
•
The national broadcaster announced a new series of documentaries.
De nationale omroep kondigde een nieuwe reeks documentaires aan.
•
Many local broadcasters are struggling financially.
Veel lokale omroepen hebben het financieel moeilijk.