occupy

US /ˈɑː.kjə.paɪ/
UK /ˈɑː.kjə.paɪ/
"occupy" picture
1.

betrekken, bewonen

to reside or have one's place of business in (a building, room, or area)

:
•
The new tenants will occupy the apartment next month.
De nieuwe huurders zullen het appartement volgende maand betrekken.
•
The company decided to occupy the entire floor.
Het bedrijf besloot de hele verdieping te betrekken.
:
inhabitreside inlive indwell intake up residence in
2.

innemen, vullen

to fill or take up (space or time)

:
•
The large sofa will occupy most of the living room.
De grote bank zal het grootste deel van de woonkamer innemen.
•
Reading books can occupy your free time.
Boeken lezen kan je vrije tijd vullen.
:
filltake upcovertake over
3.

bezig houden, in beslag nemen

to keep (someone) busy and engaged

:
•
The children were occupied with their new toys.
De kinderen waren bezig met hun nieuwe speelgoed.
•
His studies occupy most of his time.
Zijn studies nemen het grootste deel van zijn tijd in beslag.
:
engageabsorbengrossdistractamuse
4.

bezetten, innemen

to take control of (a place, especially a country or area) by military conquest or settlement

:
•
The army managed to occupy the enemy territory.
Het leger slaagde erin het vijandelijke grondgebied te bezetten.
•
Historically, many empires sought to occupy new lands.
Historisch gezien probeerden veel rijken nieuwe landen te bezetten.
:
conquerinvadetake overseizeannex
:
occupied