distract
US /dɪˈstrækt/
UK /dɪˈstrækt/
1.
afleiden
prevent (someone) from concentrating on something.
:
•
Don't distract me while I'm working.
Leid me niet af terwijl ik aan het werk ben.
•
The loud music began to distract the students.
De luide muziek begon de studenten af te leiden.
2.
afleiden, afwenden
divert (attention) from something.
:
•
He tried to distract her attention from the problem.
Hij probeerde haar aandacht van het probleem af te leiden.
•
A sudden noise can easily distract a child.
Een plotseling geluid kan een kind gemakkelijk afleiden.