influence
US /ˈɪn.flu.əns/
UK /ˈɪn.flu.əns/

1.
invloed
the capacity to have an effect on the character, development, or behavior of someone or something, or the effect itself
:
•
His parents had a strong influence on his career choice.
Zijn ouders hadden een sterke invloed op zijn carrièrekeuze.
•
The moon's gravity has an influence on the tides.
De zwaartekracht van de maan heeft een invloed op de getijden.
2.
invloedrijke persoon, influencer
a person or thing with the capacity to have an effect on others
:
•
She is a major influence in the fashion industry.
Zij is een belangrijke invloed in de mode-industrie.
•
Social media influencers often promote products.
Sociale media influencers promoten vaak producten.
1.
beïnvloeden
to have an effect on the character, development, or behavior of someone or something
:
•
The weather can greatly influence crop yields.
Het weer kan de oogstopbrengsten sterk beïnvloeden.
•
His decision was influenced by his past experiences.
Zijn beslissing werd beïnvloed door zijn eerdere ervaringen.