flat

US /flæt/
UK /flæt/
"flat" picture
1.

vlak, plat

having a level surface; without a slope or curve

:
The road was long and flat.
De weg was lang en vlak.
She lay flat on her back.
Ze lag plat op haar rug.
2.

plat, dun

not thick or deep

:
The book was very thin and flat.
Het boek was erg dun en plat.
The artist used flat colors in the painting.
De kunstenaar gebruikte platte kleuren in het schilderij.
3.

plat, flauw, zonder prik

having lost its air, gas, or effervescence

:
The tire went flat after hitting a nail.
De band liep plat nadat hij een spijker raakte.
The soda tasted flat and unappetizing.
De frisdrank smaakte flauw en onsmakelijk.
1.

appartement, flat

a set of rooms on one floor of a large building, used as a separate dwelling

:
They live in a small flat in the city center.
Ze wonen in een klein appartement in het stadscentrum.
She bought a new flat near the park.
Ze kocht een nieuw appartement bij het park.
1.

plat, horizontaal

exactly horizontal

:
Lay the board flat on the table.
Leg het bord plat op tafel.
The pancake spread out flat in the pan.
De pannenkoek spreidde zich plat uit in de pan.