upright

US /ˈʌp.raɪt/
UK /ˈʌp.raɪt/
"upright" picture
1.

rechtop, verticaal

positioned vertically rather than horizontally

:
The pole stood upright in the ground.
De paal stond rechtop in de grond.
She sat upright in her chair.
Ze zat rechtop in haar stoel.
2.

rechtschapen, eerlijk, integer

strictly honorable or honest

:
He is known for his upright character.
Hij staat bekend om zijn rechtschapen karakter.
She always conducts herself in an upright manner.
Ze gedraagt zich altijd op een rechtschapen manier.
1.

rechtop, verticaal

in or into an upright position

:
Stand the ladder upright against the wall.
Zet de ladder rechtop tegen de muur.
He managed to pull himself upright.
Hij slaagde erin zichzelf rechtop te trekken.
1.

staande piano

an upright piano

:
She practiced on the old upright in the living room.
Ze oefende op de oude staande piano in de woonkamer.
The music store had several new and used uprights.
De muziekwinkel had verschillende nieuwe en gebruikte staande piano's.