stale

US /steɪl/
UK /steɪl/
"stale" picture
1.

oud, muf

no longer fresh and pleasant to eat; hard, dry, or moldy.

:
The bread went stale after a few days.
Het brood werd na een paar dagen oud.
Don't eat those stale cookies.
Eet die oude koekjes niet.
2.

saai, flauw

no longer new and interesting; dull or unoriginal.

:
His jokes are getting a bit stale.
Zijn grappen worden een beetje flauw.
The debate felt stale and uninspired.
Het debat voelde saai en ongeïnspireerd aan.
1.

oud worden, muf worden

to make or become stale.

:
Leaving the cake uncovered will stale it quickly.
De cake onbedekt laten liggen zal hem snel oud maken.
The long, repetitive work began to stale his enthusiasm.
Het lange, repetitieve werk begon zijn enthousiasme te doven.