even

US /ˈiː.vən/
UK /ˈiː.vən/
"even" picture
1.

egaal, vlak

flat and smooth; without bumps or hollows

:
The road surface was perfectly even.
Het wegdek was perfect egaal.
Make sure the cake batter is even in the pan.
Zorg ervoor dat het cakedeeg gelijkmatig in de vorm zit.
2.

even

divisible by two without a remainder

:
Four is an even number.
Vier is een even getal.
Please choose an even number of items.
Kies alstublieft een even aantal items.
1.

zelfs, ook

used to emphasize something unexpected or surprising

:
He didn't even say goodbye.
Hij zei niet eens gedag.
Even a child could understand this.
Zelfs een kind zou dit kunnen begrijpen.
1.

egaliseren, vlakken

to make flat or smooth

:
He used a roller to even out the soil.
Hij gebruikte een wals om de grond gelijk te maken.
We need to even up the scores.
We moeten de scores gelijk trekken.