experience
US /ɪkˈspɪr.i.əns/
UK /ɪkˈspɪr.i.əns/

1.
ervaring
practical contact with and observation of facts or events
:
•
He has a lot of experience in teaching.
Hij heeft veel ervaring in het lesgeven.
•
Learning from experience is crucial for growth.
Leren van ervaring is cruciaal voor groei.
2.
ervaring, belevenis
an event or occurrence that leaves an impression on someone
:
•
Visiting Japan was an amazing experience.
Japan bezoeken was een geweldige ervaring.
•
The concert was a memorable experience for everyone.
Het concert was een memorabele ervaring voor iedereen.
1.
ervaren, ondervinden
to undergo or be subjected to (an event or occurrence)
:
•
She will experience many changes in her new job.
Ze zal veel veranderingen ervaren in haar nieuwe baan.
•
We experienced some technical difficulties during the presentation.
We ondervonden enkele technische moeilijkheden tijdens de presentatie.