encounter

US /ɪnˈkaʊn.t̬ɚ/
UK /ɪnˈkaʊn.t̬ɚ/
"encounter" picture
1.

ontmoeting, confrontatie

an unexpected or casual meeting with someone or something

:
He had a strange encounter with a wild animal in the forest.
Hij had een vreemde ontmoeting met een wild dier in het bos.
Our first encounter was at a conference.
Onze eerste ontmoeting was op een conferentie.
1.

ontmoeten, tegenkomen

to meet (someone or something) unexpectedly

:
We encountered some difficulties during the project.
We ondervonden enkele moeilijkheden tijdens het project.
She encountered an old friend at the market.
Ze ontmoette een oude vriend op de markt.