event
US /ɪˈvent/
UK /ɪˈvent/

1.
evenement, gebeurtenis
a planned public or social occasion
:
•
The wedding was a beautiful event.
De bruiloft was een prachtig evenement.
•
We are planning a special event for our anniversary.
We plannen een speciaal evenement voor ons jubileum.
2.
gebeurtenis, voorval
a thing that happens or takes place, especially one of importance
:
•
The discovery of penicillin was a major event in medical history.
De ontdekking van penicilline was een belangrijke gebeurtenis in de medische geschiedenis.
•
The recent economic downturn is a significant event for many businesses.
De recente economische neergang is een belangrijke gebeurtenis voor veel bedrijven.
3.
onderdeel, wedstrijd
a particular contest in a program of sports
:
•
The 100-meter dash is a popular track and field event.
De 100-meter sprint is een populair atletiekonderdeel.
•
She won a gold medal in the swimming event.
Ze won een gouden medaille op het zwemonderdeel.