bid

US /bɪd/
UK /bɪd/
"bid" picture
1.

bod, offerte

an offer of a price, especially at an auction

:
She made a winning bid for the antique vase.
Ze deed een winnend bod op de antieke vaas.
The company submitted a bid for the construction project.
Het bedrijf diende een bod in voor het bouwproject.
2.

poging, streven

an attempt to achieve something

:
The city made a bid to host the Olympic Games.
De stad deed een poging om de Olympische Spelen te organiseren.
His latest novel is a bid for literary recognition.
Zijn nieuwste roman is een poging tot literaire erkenning.
1.

bieden, een bod doen

offer a price for something, especially at an auction

:
I decided to bid on the painting.
Ik besloot op het schilderij te bieden.
They will bid for the contract next week.
Ze zullen volgende week op het contract bieden.
2.

groeten, bevelen

give a greeting or command to (someone)

:
He bade farewell to his friends.
Hij nam afscheid van zijn vrienden.
The queen bade her subjects to remain calm.
De koningin beval haar onderdanen kalm te blijven.