arrangement

US /əˈreɪndʒ.mənt/
UK /əˈreɪndʒ.mənt/
"arrangement" picture
1.

regeling, voorbereiding

a plan or preparation for a future event

:
We need to make arrangements for the party.
We moeten regelingen treffen voor het feest.
The travel arrangements are all set.
De reisarrangementen zijn allemaal geregeld.
2.

opstelling, indeling

a group of things that have been placed in a particular order or position

:
The flower arrangement was beautiful.
Het bloemarrangement was prachtig.
He changed the furniture arrangement in the living room.
Hij veranderde de meubelopstelling in de woonkamer.
3.

regeling, overeenkomst

a settlement or agreement

:
They came to an arrangement regarding the payment.
Ze kwamen tot een regeling betreffende de betaling.
The new work arrangement allows for more flexibility.
De nieuwe werkregeling zorgt voor meer flexibiliteit.