understanding
US /ˌʌn.dɚˈstæn.dɪŋ/
UK /ˌʌn.dɚˈstæn.dɪŋ/
1.
begrip, inzicht
the ability to understand something; comprehension
:
•
She has a deep understanding of the subject.
Ze heeft een diep begrip van het onderwerp.
•
His lack of understanding led to many mistakes.
Zijn gebrek aan begrip leidde tot veel fouten.
2.
begrip, medeleven
sympathetic awareness or tolerance
:
•
We need to show more understanding towards others.
We moeten meer begrip tonen voor anderen.
•
Their mutual understanding helped them through difficult times.
Hun wederzijds begrip hielp hen door moeilijke tijden heen.
3.
afspraak, overeenkomst
an informal or unstated agreement or arrangement
:
•
They came to an understanding about sharing the workload.
Ze kwamen tot een overeenkomst over het delen van de werkdruk.
•
There was a clear understanding that he would pay for dinner.
Er was een duidelijke afspraak dat hij het diner zou betalen.
1.
begripvol, meevoelend
having or showing a sympathetic awareness or tolerance
:
•
He was very understanding about my situation.
Hij was erg begripvol over mijn situatie.
•
She has an understanding nature.
Ze heeft een begripvolle aard.