preparation
US /ˌprep.əˈreɪ.ʃən/
UK /ˌprep.əˈreɪ.ʃən/
1.
voorbereiding, gereedmaken
the action or process of making something ready for use or for a particular purpose
:
•
The preparation of the meal took several hours.
De voorbereiding van de maaltijd duurde enkele uren.
•
She made all the necessary preparations for the trip.
Ze trof alle nodige voorbereidingen voor de reis.
2.
bereiding, preparaat
a substance, especially a medicine or cosmetic, made ready for use
:
•
The pharmacist dispensed a special herbal preparation.
De apotheker verstrekte een speciale kruidenbereiding.
•
This skin preparation helps to moisturize and protect.
Deze huidbereiding helpt hydrateren en beschermen.