while

US /waɪl/
UK /waɪl/
"while" picture
1.

tijd, poos

a period of time

:
•
I haven't seen her for a while.
Ik heb haar al een tijdje niet gezien.
•
Let's rest for a while.
Laten we even rusten.
:
periodtimedurationspellstretch
1.

terwijl, gedurende

during the time that; at the same time as

:
•
I read a book while I waited.
Ik las een boek terwijl ik wachtte.
•
She sang while she cooked.
Ze zong terwijl ze kookte.
:
duringwhilstas
2.

terwijl, hoewel

although; despite the fact that

:
•
While I understand your point, I don't agree.
Hoewel ik je punt begrijp, ben ik het er niet mee eens.
•
Some people prefer coffee, while others prefer tea.
Sommige mensen geven de voorkeur aan koffie, terwijl anderen thee verkiezen.
:
whereasalthoughthoughwhilst
1.

verdoen, doorbrengen

to pass (time) in a pleasant or idle manner

:
•
We whiled away the afternoon playing cards.
We vermaakten ons de middag met kaarten.
•
They whiled the hours talking and laughing.
Ze vermaakten de uren met praten en lachen.
:
passspendoccupyfill
:
while awayfiddle while Rome burnsstrike while the iron is hotmake something worth someone's whilemake hay while the sun shines