as

US /æz/
UK /æz/
"as" picture
1.

terwijl, als

used to indicate that something happens during the time that something else is happening

:
He sang as he walked down the street.
Hij zong terwijl hij over straat liep.
She watched as the children played.
Ze keek terwijl de kinderen speelden.
2.

als

used to indicate the function or character of someone or something

:
He works as a teacher.
Hij werkt als leraar.
She used the blanket as a makeshift curtain.
Ze gebruikte de deken als geïmproviseerd gordijn.
3.

omdat, aangezien

used to state the reason for something; because

:
As it was raining, we stayed indoors.
Omdat het regende, bleven we binnen.
She couldn't come as she was ill.
Ze kon niet komen omdat ze ziek was.
1.

als, zoals

to the same degree or extent; like

:
He is as tall as his brother.
Hij is even lang als zijn broer.
It's not as easy as it looks.
Het is niet zo makkelijk als het lijkt.
1.

zoals, zo

used to refer to the fact or situation that applies

:
He did as he was told.
Hij deed zoals hem gezegd werd.
You can go as you are.
Je kunt gaan zoals je bent.