stretch

US /stretʃ/
UK /stretʃ/
"stretch" picture
1.

strekken, uitrekken

to extend one's body or a part of one's body to its full length, typically so as to tighten one's muscles or in order to reach something

:
She woke up and began to stretch her arms above her head.
Ze werd wakker en begon haar armen boven haar hoofd te strekken.
He had to stretch to reach the top shelf.
Hij moest zich uitstrekken om de bovenste plank te bereiken.
2.

uitrekken, rekken

to make something longer or wider without tearing or breaking it

:
This fabric will stretch easily.
Deze stof zal gemakkelijk uitrekken.
Can you stretch the rubber band further?
Kun je de elastiek verder uitrekken?
1.

rek, strekking

an act of extending one's body or a part of one's body to its full length

:
He gave a big stretch and yawned.
Hij gaf een grote rek en geeuwde.
Do some gentle stretches before your workout.
Doe wat zachte rekoefeningen voor je training.
2.

stuk, vlakte

a continuous area or expanse

:
There was a long stretch of road ahead.
Er lag een lang stuk weg voor ons.
The desert is a vast stretch of sand.
De woestijn is een uitgestrekte vlakte zand.