upsurge
US /ˈʌp.sɝːdʒ/
UK /ˈʌp.sɝːdʒ/

1.
toename, stijging, opleving
an upward surge in the strength or quantity of something; an increase
:
•
There has been an upsurge in violent crime.
Er is een toename geweest in gewelddadige misdaad.
•
The company experienced an upsurge in sales after the new marketing campaign.
Het bedrijf kende een stijging in de verkoop na de nieuwe marketingcampagne.