success
US /səkˈses/
UK /səkˈses/
1.
succes, welslagen
the accomplishment of an aim or purpose
:
•
Her hard work led to the success of the project.
Haar harde werk leidde tot het succes van het project.
•
He achieved great success in his career.
Hij behaalde groot succes in zijn carrière.
2.
succes, succesnummer
a person or thing that achieves a desired aim or purpose
:
•
The new product was a huge success for the company.
Het nieuwe product was een groot succes voor het bedrijf.
•
She is a true success story, having overcome many challenges.
Zij is een waar succesverhaal, na vele uitdagingen te hebben overwonnen.