failure

US /ˈfeɪ.ljɚ/
UK /ˈfeɪ.ljɚ/
"failure" picture
1.

falen, mislukking

lack of success

:
The project was a complete failure.
Het project was een complete mislukking.
His business ended in failure.
Zijn bedrijf eindigde in falen.
2.

nalatigheid, verzuim

the omission of expected or required action

:
His failure to appear in court resulted in a warrant for his arrest.
Zijn nalatigheid om voor de rechtbank te verschijnen resulteerde in een arrestatiebevel.
The failure to follow safety procedures led to the accident.
Het nalaten van veiligheidsprocedures leidde tot het ongeluk.
3.

mislukkeling, flop

a person or thing that is unsuccessful

:
He felt like a complete failure after losing his job.
Hij voelde zich een complete mislukkeling na het verliezen van zijn baan.
The old car was a mechanical failure.
De oude auto was een mechanische mislukking.