smart

US /smɑːrt/
UK /smɑːrt/
"smart" picture
1.

slim, intelligent

having or showing a quick-witted intelligence

:
•
She's a very smart student and always gets good grades.
Ze is een heel slimme student en haalt altijd goede cijfers.
•
That was a smart move to invest in renewable energy.
Dat was een slimme zet om te investeren in hernieuwbare energie.
:
intelligentcleverbrightsharpastute
:
stupidfoolishdumb
2.

netjes, elegant

neat and well-dressed; fashionable

:
•
You look very smart in that suit.
Je ziet er erg netjes uit in dat pak.
•
The hotel has a very smart and modern design.
Het hotel heeft een zeer strak en modern design.
:
elegantstylishneatdapperchic
:
untidyscruffyunfashionable
3.

slim, intelligent

(of a device) programmed so as to be able to perform certain tasks automatically or interactively

:
•
She bought a new smart TV for her living room.
Ze kocht een nieuwe smart-tv voor haar woonkamer.
•
Many homes are now equipped with smart devices.
Veel huizen zijn nu uitgerust met slimme apparaten.
:
intelligentautomatedconnected
1.

pijn doen, prikken

to feel a sharp, stinging pain

:
•
My arm still smarts where I hit it.
Mijn arm doet nog steeds pijn waar ik hem stootte.
•
His eyes began to smart from the smoke.
Zijn ogen begonnen te prikken van de rook.
:
stingachethrobburn
:
smart TVsmart casualsmart-asssmart alecksmart cookiebook-smartstreet smarts