shoot up
US /ʃuːt ʌp/
UK /ʃuːt ʌp/

1.
2.
3.
zichzelf injecteren (met drugs)
to inject oneself with an illegal drug
:
•
He was found in the alley, having just shot up.
Hij werd in de steeg gevonden, net geïnjecteerd.
•
The police suspect he might have shot up before the incident.
De politie vermoedt dat hij zich mogelijk heeft geïnjecteerd voor het incident.
4.
beschieten, aan flarden schieten
to damage or kill people or things by shooting
:
•
The gang members shot up the rival's car.
De bendeleden schoten de auto van de rivaal aan flarden.
•
The police were called after someone shot up the local store.
De politie werd gebeld nadat iemand de plaatselijke winkel had beschoten.