Betekenis van het woord short in het Nederlands

Wat betekent short in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

short

US /ʃɔːrt/
UK /ʃɔːrt/
"short" picture

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

kort

having little length; not long

Voorbeeld:
She has short hair.
Ze heeft kort haar.
The meeting was surprisingly short.
De vergadering was verrassend kort.
Synoniem:
2.

tekort, onvoldoende

not reaching a required or desired level or amount; deficient

Voorbeeld:
We are short on supplies.
We komen tekort aan voorraden.
The team was short a player.
Het team kwam een speler tekort.
3.

kortaf, abrupt

rude and abrupt

Voorbeeld:
He gave a short answer and walked away.
Hij gaf een kortaf antwoord en liep weg.
Her tone was very short with me.
Haar toon was erg kortaf tegen mij.

Bijwoord

1.

abrupt, plotseling

suddenly or abruptly

Voorbeeld:
The car stopped short.
De auto stopte abrupt.
He was cut short in his speech.
Hij werd abrupt onderbroken in zijn toespraak.

Werkwoord

1.

voorschieten, lenen

to provide with a loan of money or credit

Voorbeeld:
Can you short me some cash until payday?
Kun je me wat geld voorschieten tot de betaaldag?
The bank refused to short him any more funds.
De bank weigerde hem nog meer geld voor te schieten.
Leer dit woord op Lingoland