net
US /net/
UK /net/
1.
net
a material made of threads of cord, string, or wire woven or knotted together at regular intervals into an open mesh, used for catching fish, birds, or other animals, for games, or as a barrier.
:
•
The fisherman cast his net into the sea.
De visser wierp zijn net in de zee.
•
The tennis ball hit the net.
De tennisbal raakte het net.
2.
het internet, het net
the Internet
:
•
I found the information on the Net.
Ik vond de informatie op het net.
•
You can download the software from the Net.
Je kunt de software van het net downloaden.
3.
netto
an amount remaining after all deductions have been made
:
•
His net income was higher this year.
Zijn netto inkomen was dit jaar hoger.
•
What's the net weight of the product?
Wat is het netto gewicht van het product?
1.
2.
netto verdienen, overhouden
to gain or earn (an amount of money) as clear profit
:
•
The company hopes to net a significant profit this quarter.
Het bedrijf hoopt dit kwartaal een aanzienlijke winst te behalen.
•
After all expenses, we only netted a small amount.
Na alle uitgaven hebben we slechts een klein bedrag overgehouden.