means

US /miːnz/
UK /miːnz/
"means" picture
1.

middel, wijze

a method, course of action, or instrument by which something can be accomplished

:
•
He achieved his goals by fair means.
Hij bereikte zijn doelen met eerlijke middelen.
•
The internet is a powerful means of communication.
Het internet is een krachtig middel voor communicatie.
:
methodwaymodeprocessinstrument
2.

middelen, vermogen

money or other resources that a person or group has

:
•
They live within their means.
Ze leven binnen hun middelen.
•
He doesn't have the means to buy a new car.
Hij heeft niet de middelen om een nieuwe auto te kopen.
:
resourcesfundsincomewealthcapital
1.

betekenen, bedoelen

to convey, show, or signify (something)

:
•
What do you mean by that?
Wat bedoel je daarmee?
•
The red light means stop.
Het rode licht betekent stoppen.
:
signifydenoteimplyindicateexpress
2.

van plan zijn, bedoelen

to intend (something) to occur or be done

:
•
I didn't mean to hurt your feelings.
Ik bedoelde het niet om je gevoelens te kwetsen.
•
He means to finish the project by Friday.
Hij is van plan het project vrijdag af te ronden.
:
intendplanaimproposedesign
:
meanmeaningby means ofby all meansmean welllean and meanmean business