intend

US /ɪnˈtend/
UK /ɪnˈtend/
"intend" picture
1.

van plan zijn, beoogen

have as a plan or purpose

:
I intend to finish this project by Friday.
Ik ben van plan dit project voor vrijdag af te maken.
What do you intend to do about the problem?
Wat ben je van plan te doen aan het probleem?
2.

bestemmen, bedoelen

design or destine (something) for a particular purpose or end

:
The bridge was intended for heavy traffic.
De brug was bedoeld voor zwaar verkeer.
This message is intended for your eyes only.
Dit bericht is bedoeld voor jou alleen.