capital
US /ˈkæp.ə.t̬əl/
UK /ˈkæp.ə.t̬əl/
1.
hoofdstad
the most important city or town of a country or region, usually its seat of government and administrative center
:
•
London is the capital of the United Kingdom.
Londen is de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk.
•
The new government plans to move the capital city.
De nieuwe regering is van plan de hoofdstad te verplaatsen.
2.
kapitaal, vermogen
wealth in the form of money or other assets owned by a person or organization or available for a purpose such as starting a company or investing
:
•
He raised enough capital to start his own business.
Hij heeft genoeg kapitaal opgehaald om zijn eigen bedrijf te starten.
•
The company needs more working capital to expand.
Het bedrijf heeft meer werkkapitaal nodig om uit te breiden.
3.
hoofdletter
a capital letter
:
•
Please start each sentence with a capital.
Begin elke zin met een hoofdletter.
•
The word 'France' begins with a capital 'F'.
Het woord 'Frankrijk' begint met een hoofdletter 'F'.
1.
2.
uitstekend, geweldig
excellent
:
•
That's a capital idea!
Dat is een uitstekend idee!
•
We had a capital time at the party.
We hadden een geweldige tijd op het feest.