margin
US /ˈmɑːr.dʒɪn/
UK /ˈmɑːr.dʒɪn/

1.
2.
marge, winstmarge
the difference between the value of sales and the cost of making and selling the products
:
•
The company operates on a very small profit margin.
Het bedrijf opereert met een zeer kleine winstmarge.
•
They need to increase their gross margin to stay competitive.
Ze moeten hun brutomarge verhogen om concurrerend te blijven.
3.
marge, verschil
the amount by which one thing is greater or less than another
:
•
They won the election by a narrow margin.
Ze wonnen de verkiezingen met een kleine marge.
•
There's a wide margin for error in this calculation.
Er is een ruime marge voor fouten in deze berekening.