fringe
US /frɪndʒ/
UK /frɪndʒ/

1.
2.
franje, kwastje
an ornamental border of threads left loose or formed into tassels on a piece of clothing or material
:
•
The scarf had a decorative fringe along its edges.
De sjaal had een decoratieve franje langs de randen.
•
The curtains were trimmed with a gold fringe.
De gordijnen waren afgezet met een gouden franje.
3.
rand, marge
the less important, marginal, or extreme part of an activity or group
:
•
He was involved in the fringe elements of the political movement.
Hij was betrokken bij de marginale elementen van de politieke beweging.
•
The festival showcases performances from the artistic fringe.
Het festival toont optredens van de artistieke rand.
1.
franjeren, afzetten
to adorn with a fringe
:
•
She decided to fringe the edges of the tablecloth with lace.
Ze besloot de randen van het tafelkleed met kant te franjeren.
•
The designer chose to fringe the dress with delicate beads.
De ontwerper koos ervoor om de jurk met delicate kralen te franjeren.
1.
marginaal, alternatief, onconventioneel
not part of the mainstream; unconventional, peripheral, or extreme
:
•
They explored the more fringe aspects of modern art.
Ze verkenden de meer marginale aspecten van moderne kunst.
•
The play was performed at a fringe theater.
Het stuk werd opgevoerd in een alternatief theater.