gap

US /ɡæp/
UK /ɡæp/
"gap" picture
1.

opening, gat

a break or hole in an object or between two objects

:
There's a small gap in the fence.
Er zit een kleine opening in het hek.
Mind the gap between the train and the platform.
Let op de opening tussen de trein en het perron.
2.

kloof, verschil

a significant difference or imbalance between two things

:
There's a growing gap between the rich and the poor.
Er is een groeiende kloof tussen rijk en arm.
The company needs to bridge the skills gap in its workforce.
Het bedrijf moet de vaardighedenkloof in zijn personeelsbestand overbruggen.
3.

tussenjaar, onderbreking

a period of time when something is absent or not happening

:
She took a year-long gap between high school and college.
Ze nam een jaar tussenjaar tussen de middelbare school en de universiteit.
There was a brief gap in the conversation.
Er was een korte pauze in het gesprek.
1.

gaten maken, spleet maken

to make a break or hole in something

:
The strong winds gapped the old fence.
De sterke wind maakte gaten in het oude hek.
He gapped his teeth slightly for a unique look.
Hij liet een spleetje tussen zijn tanden voor een unieke look.