verge

US /vɝːdʒ/
UK /vɝːdʒ/
"verge" picture
1.

rand, berm, grens

an edge or border

:
He stood on the verge of the cliff, looking down at the sea.
Hij stond op de rand van de klif, uitkijkend over de zee.
The car veered off the road and onto the grassy verge.
De auto week van de weg af en reed de grasrijke berm op.
2.

rand, punt, drempel

the point at which something is about to happen or begin

:
The country was on the verge of civil war.
Het land stond op de rand van een burgeroorlog.
She was on the verge of tears.
Ze stond op het punt van huilen.
1.

naderen, grenzen aan

to be on the verge of; to be about to do or experience something

:
The company is verging on bankruptcy.
Het bedrijf nadert een faillissement.
His comments were verging on offensive.
Zijn opmerkingen grensden aan beledigend.