load
US /loʊd/
UK /loʊd/
1.
lading, vracht
a quantity, especially a large one, of something carried or to be carried
:
•
The truck carried a heavy load of timber.
De vrachtwagen vervoerde een zware lading hout.
•
She had a load of groceries to carry home.
Ze had een lading boodschappen om naar huis te dragen.
2.
werkdruk, belasting
the amount of work to be done by a person or machine
:
•
The new project increased his work load significantly.
Het nieuwe project verhoogde zijn werkdruk aanzienlijk.
•
The server couldn't handle the heavy data load.
De server kon de zware databelasting niet aan.
1.
laden, beladen
to put a large quantity of something onto a vehicle or into a container or space
:
•
They helped him load the furniture onto the moving truck.
Ze hielpen hem de meubels op de verhuiswagen te laden.
•
Please load the dishwasher before you leave.
Gelieve de vaatwasser te laden voordat u vertrekt.
2.
3.
laden, inlezen
to transfer (a program or data) into the memory of a computer or other digital device
:
•
It took a few minutes for the software to load.
Het duurde een paar minuten voordat de software geladen was.
•
The game will load faster on a newer computer.
Het spel zal sneller laden op een nieuwere computer.