stack

US /stæk/
UK /stæk/
"stack" picture
1.

stapel

a highly organized pile of objects

:
He placed the books in a neat stack on the table.
Hij legde de boeken in een nette stapel op tafel.
There was a stack of dirty dishes in the sink.
Er lag een stapel vuile vaat in de gootsteen.
2.

boel, berg

a large quantity of something

:
He has a whole stack of money.
Hij heeft een hele boel geld.
There's a stack of work to do before the deadline.
Er is een berg werk te doen voor de deadline.
1.

stapelen

to arrange a number of objects on top of each other

:
Please stack the chairs neatly in the corner.
Gelieve de stoelen netjes in de hoek te stapelen.
The librarian began to stack the returned books.
De bibliothecaris begon de teruggebrachte boeken te stapelen.