Betekenis van het woord live in het Nederlands

Wat betekent live in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

live

US /lɪv/
UK /lɪv/
"live" picture

Werkwoord

1.

leven

to have life; to be alive

Voorbeeld:
She hopes to live a long and happy life.
Ze hoopt een lang en gelukkig leven te leven.
The patient is still living despite the severe injuries.
De patiënt leeft nog steeds ondanks de ernstige verwondingen.
2.

wonen, verblijven

to reside; to have one's home in a particular place

Voorbeeld:
They live in a small apartment downtown.
Ze wonen in een klein appartement in het centrum.
Where do you live?
Waar woon je?
3.

leven, bestaan

to conduct one's life in a particular way

Voorbeeld:
He lives simply, without many possessions.
Hij leeft eenvoudig, zonder veel bezittingen.
She lives by her own rules.
Ze leeft volgens haar eigen regels.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

live, rechtstreeks

being broadcast or recorded at the time of performance, not prerecorded

Voorbeeld:
The concert will be broadcast live on television.
Het concert wordt live op televisie uitgezonden.
She gave a fantastic live performance.
Ze gaf een fantastische live optreden.
2.

levend, stroomvoerend

having life; alive

Voorbeeld:
They found a live fish in the net.
Ze vonden een levende vis in het net.
Be careful, that's a live wire!
Wees voorzichtig, dat is een stroomvoerende draad!

Bijwoord

1.

live, rechtstreeks

at the time of performance or broadcast; not prerecorded

Voorbeeld:
The band played live at the festival.
De band speelde live op het festival.
The show was broadcast live from New York.
De show werd live vanuit New York uitgezonden.
Leer dit woord op Lingoland