reside

US /rɪˈzaɪd/
UK /rɪˈzaɪd/
"reside" picture
1.

wonen, verblijven

to have one's permanent home in a particular place

:
He has resided in London for the past five years.
Hij heeft de afgelopen vijf jaar in Londen gewoond.
Many elderly people reside in nursing homes.
Veel ouderen wonen in verpleeghuizen.
2.

berusten, liggen

(of a quality or attribute) to be present in or possessed by (something)

:
The power to make decisions resides with the committee.
De bevoegdheid om beslissingen te nemen berust bij de commissie.
The charm of the painting resides in its simplicity.
De charme van het schilderij ligt in zijn eenvoud.