healthy

US /ˈhel.θi/
UK /ˈhel.θi/
"healthy" picture
1.

gezond

in good physical or mental condition; free from disease or illness

:
•
Eating fruits and vegetables helps you stay healthy.
Het eten van fruit en groenten helpt je gezond te blijven.
•
She leads a very healthy lifestyle.
Ze leidt een zeer gezonde levensstijl.
:
fitwellrobustvigorous
:
unhealthysickill
2.

gezond, heilzaam

conducive to good health

:
•
Eating a balanced diet is healthy for your heart.
Een uitgebalanceerd dieet is gezond voor je hart.
•
Regular exercise is a healthy habit.
Regelmatige lichaamsbeweging is een gezonde gewoonte.
:
wholesomenutritiousbeneficial
:
unhealthyharmful
3.

flink, aanzienlijk, gezond

of a good size or amount; substantial

:
•
He received a healthy bonus this year.
Hij ontving dit jaar een flinke bonus.
•
The company made a healthy profit last quarter.
Het bedrijf maakte vorig kwartaal een gezonde winst.
:
substantialconsiderableamplegenerous
:
meagersmallinsignificant