go up

US /ɡoʊ ˈʌp/
UK /ɡoʊ ˈʌp/
"go up" picture
1.

stijgen, omhooggaan

to increase in amount or to a higher level

:
The price of gas is expected to go up next month.
De gasprijs zal naar verwachting volgende maand stijgen.
Her temperature began to go up rapidly.
Haar temperatuur begon snel te stijgen.
2.

verrijzen, opgezet worden

to be built or erected

:
A new building will go up on that site next year.
Een nieuw gebouw zal volgend jaar op die plek verrijzen.
Many temporary shelters have gone up in the affected area.
Veel tijdelijke onderkomens zijn opgezet in het getroffen gebied.
3.

in vlammen opgaan, exploderen

to be destroyed by fire or an explosion

:
The old factory went up in flames last night.
De oude fabriek ging in vlammen op gisteravond.
The fireworks display was spectacular as each rocket went up with a bang.
Het vuurwerk was spectaculair toen elke raket met een knal omhoog ging.