craft
US /kræft/
UK /kræft/
1.
ambacht, handwerk
an activity involving skill in making things by hand
:
•
She enjoys various forms of craft, such as knitting and pottery.
Ze geniet van verschillende vormen van handwerk, zoals breien en pottenbakken.
•
The museum has a display of traditional local crafts.
Het museum heeft een tentoonstelling van traditionele lokale ambachten.
2.
3.
list, sluwe, bedrog
skill or cunning, especially in a deceptive way
:
•
He used his political craft to outmaneuver his opponents.
Hij gebruikte zijn politieke list om zijn tegenstanders te slim af te zijn.
•
The con artist's craft allowed him to deceive many people.
De list van de oplichter stelde hem in staat veel mensen te bedriegen.
1.
maken, vervaardigen
to make or produce (something) with skill and careful attention to detail
:
•
The jeweler carefully crafted the intricate design.
De juwelier maakte zorgvuldig het ingewikkelde ontwerp.
•
She crafted a compelling argument for her proposal.
Ze stelde een overtuigend argument op voor haar voorstel.