Betekenis van het woord trade in het Nederlands

Wat betekent trade in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

trade

US /treɪd/
UK /treɪd/
"trade" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

handel, ruilhandel

the action of buying and selling goods and services

Voorbeeld:
International trade has increased significantly.
Internationale handel is aanzienlijk toegenomen.
The country relies heavily on foreign trade.
Het land is sterk afhankelijk van buitenlandse handel.
2.

vak, beroep

a skilled job, typically one requiring manual skills and special training

Voorbeeld:
He learned the carpentry trade from his father.
Hij leerde het timmermansvak van zijn vader.
Many young people are choosing to enter a skilled trade.
Veel jongeren kiezen ervoor om een geschoold vak te leren.

Werkwoord

1.

handelen, ruilen

buy and sell goods and services

Voorbeeld:
They trade in exotic spices.
Ze handelen in exotische specerijen.
The two countries agreed to trade more freely.
De twee landen kwamen overeen om vrijer te handelen.
2.

ruilen, uitwisselen

exchange something for something else, typically as a commercial transaction

Voorbeeld:
I'll trade my sandwich for your apple.
Ik ruil mijn broodje voor jouw appel.
They decided to trade places for a day.
Ze besloten een dag van plaats te ruilen.
Leer dit woord op Lingoland